Politieke wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog
Het einde van de Tweede Wereldoorlog betekende ook de terugkeer naar een eigen politiek bestel in Nederland. Voorbereidend werk daarvoor deed de De Nederlandse Volksbeweging (NVB).De NVB was een politieke vernieuwingsbeweging die, na een eerste aanzet tijdens de Bezetting, in mei 1945 werd opgericht. De beweging streefde naar de vorming van een progressieve partij en naar doorbreking van de vooroorlogse scheidslijn tussen confessionele en niet-confessionele partijen. De NVB wilde zelf geen politieke partij worden, maar alleen een voortrekkersrol vervullen. Het ontstaan van de NVB was terug te voeren op besprekingen die gegijzelde politici in de jaren 1942/1943 met elkaar voerden in gijzelaarskamp ‘Beekvliet’ in Sint-Michielsgestel. De NVB heeft echter de gewenste rol als eenheidspartij niet waar kunnen maken en al snel brokkelde de eendracht af naarmate de afstand tot de bevrijding van mei 1945 groter werd. Administratieve verwikkelingen en de teleurstelling van de Tweede Kamerverkiezingen van 1946, die niet de gehoopte vernieuwing bracht maar juist “oude” stromingen weer terugzette in het politieke stelsel en de macht, leidden tot haar ondergang.
Van LSP naar PvdV naar VVD.
De VVD kwam na de Tweede Wereldoorlog voort uit de Partij van de Vrijheid (PvdV). Deze partij, die maar twee jaar heeft bestaan, kwam op zijn beurt voort uit de Liberale Staats Partij (LSP). De ’Doorbraak-euforie’ die na de bevrijding in politiek Nederland heerste en verbeeld werd door de NVB, ging grotendeels aan de LSP voorbij. Het bestuur van de LSP zag ook weinig mogelijkheden in de NVB. In plaats dat het vernieuwingsstreven zoals door de NVB neergezet werd overgenomen, leek het erop of de LSP de klok weer terugdraaide naar de periode van het interbellum (1919-1939). Het bezielende vuur ontbrak bij de partijleiding. De Bond van Jonge Liberalen (BJL) zag deze impasse met lede ogen aan. Toenmalig voorzitter H.A. Korthals pleitte voor samenwerking met ’progressieven’ uit niet-socialistische kring, waarbij hij vooral de Vrijzinning Democratische BOND (VDB) op het oog had. Gesprekken tussen de BJL en de Vrijzinnig- Democratische Jongeren Organisatie (VDJO) liepen echter op niets uit.
Toen de VDB aanstalten maakte om in de PvdA op te gaan, zocht de BJL naar andere opties. Wanneer er niets gebeurde, zou de stoffige LSP op geen enkele wijze een onderdak kunnen bieden voor ontevreden VDB-ers – zo dachten de liberale jongeren. De BJL ondernam toen zelf maar actie. Korthals benaderde de politieke outsider mr. D.U. Stikker. Deze in 1897 in Winschoten geboren telg uit een ’gezeten boerenfamilie’ uit het Oldambt was in zijn studententijd in Groningen ’roestoud liberaal’ geweest. In 1935 werd hij directeur van Heineken’s Bierbrouwerij. Na de oorlog was ook hij aangestoken door de vernieuwingskoorts. Stikker zou in de optiek van de BJL als een magneet moeten werken op de ’zwevende’ VDB-ers. Alzo voor het blok gezet, stemde de LSP aarzelend in met de nieuwe Partij van de Vrijheid die in maart 1946 werd opgericht. Stikker werd voorzitter. Vóór alles wilde men voorkomen dat de nieuwkomer zou worden beschouwd als een voortzetting van de LSP. In de naam kwam de term ’liberaal’ dan ook niet voor.
In Groningen vond de NVB niet al te veel weerklank. Van haar bijna 15.000 leden kwamen er ruim 800 (6%) uit deze provincie. Sommige Groninger liberalen hadden er echter wel oren naar. Met name E.H. Ebels, voor de oorlog voorzitter van de centrale Groningen van de LSP en inmiddels J. Linthorst Homan opgevolgd als Commissaris der Koningin, verwachtte er veel van. In de lijn van de oproep van de NVB werd in Groningen in de zomer van 1945 door de reeds genoemde mr. H.S. Siebers en ir. A.C.H.G.N. Voet, de vooroorlogse secretaris van de LSP-afdeling Groningen, met andere partijen overlegd over samenwerking. Ook de VDB was hierbij betrokken. De onderlinge verschillen bleken echter te groot, waarna ieder zijns weegs ging.
De heren Siebers en Voet namen vervolgens de wederopbouw van de LSP-centrale Groningen ter hand. De financiën vormden een probleem. Een lening van achthonderd gulden bij de afdeling Groningen en administratieve ondersteuning door de (betaalde) Groninger afdelingsadministratrice maakten de oprichting van de centrale mede mogelijk. Aangezien de administratie van het ledenbestand van de centrale verdwenen was, verzonden Siebers en Voet aan de hand van de vooroorlogse abonneelijst van “het Liberale Weekblad” de uitnodigingen voor de oprichtingsvergadering.
De heren Siebers en Voet stonden aan de wieg van de wederopbouw van een liberale organisatie in de provincie Groningen en hebben daar vervolgens vele jaren in diverse functies aan de groei in kiezersgunst bijgedragen. De heer Siebers is vele jaren lid van de Provinciale Staten van Groningen geweest, terwijl de heer Voet onder meer lid van het hoofdbestuur van de in 1948 opgerichte VVD is geweest (1948 – 1952). Dat was de aanleiding om hen bij de oprichting van de Stichting tot naamdragers van onze Stichting te maken.